home

 
Navigatie

 


Phoenix balhoofdplaatje

Geschiedenis

Een winkeltje in Joure

Phoenix-oprichter Albert Schootstra (1879 - 1953) was de zoon van een winkelier uit Workum die sierraden verkocht en uurwerkmaker was. Rond 1900 kwamen daar ook fietsreparaties bij. Albert trad in 1904 toe tot de zaak van zijn oudere broer Rients, die in Joure als rijwielhersteller en uurwerkmaker gevestigd was. De Phoenix-rijwielfabriek die uiteindelijk hieruit voortkwam, beschouwde deze stap later als haar begin.

     De detailzaak werd in de loop van de tijd uitgebreid met een fietsgrossierderij. Volgens de afbeelding hieronder van een folder uit omstreeks 1910 voerden de gebroeders Schootstra toen de merken R.A.S. (voor R. & A. Schootstra), Mentor, Fryslân, The Famous en Phoenix. Het merk Famous werd in 1905 wettig gedeponeerd, de merken Phoenix en Mentor in 1908, op wiens naam dit gebeurde is echter niet bekend. Tegelijkertijd bestond in Heerenveen de firma "NV Phoenix Rijwiel- en Vijlenfabriek" van de firmanten Harmsen & Nieuwenhuis, die al in de 1890er jaren was opgericht. Deze firma werd in 1917 geliquideerd en door Andries Gaastra (Batavus) opgekocht, die de merknaam Phoenix vervolgens aan Schootstra zou hebben doorverkocht. Hoe en wanneer de naam Phoenix daadwerkelijk in handen van Schootstra kwam is tegen de achtergrond van deze tegenstrijdige geschiedenisfeiten onduidelijk. Mogelijk waren de Schootstra's van een deel van de vier hieronder afgebeelde fietsmerken toen nog alleen maar agent.

 

Phoenix rijwielen Harmsen & Nieuwenhuis

R&A Schootstra, Joure (ca. 1910)

Links: ongedateerde advertentie voor Phoenix-rijwielen van Harmsen & Nieuwenhuis, Heerenveen.
Rechts: folderafbeelding van ca. 1910 voor R.A.S.-, Phoenix-, Mentor- en Famous-rijwielen van R.&A. Schootstra, Joure.

 

Vast staat dat Rients en Albert Schootstra de zaken in 1912 splitsten: Rients zette de detailhandel voort en Albert nam de groothandel voor zijn rekening. In 1914 verhuisde Albert Schootstra naar Leeuwarden en vestigde daar in de Baljeestraat zijn groothandel in rijwielen en onderdelen. Twee jaar later werd de zaak verplaatst naar de Zuidergrachtswal, waar het bedrijf tot 1961 gevestigd bleef. Hier nam Schootstra nog tijdens de 1e wereldoorlog de eigen fietsfabricage ter hand.

Phoenix als rijwielfabriek

De verkoop van Schootstra's Phoenix-, Mentor- en Famous-fietsen groeide de komende jaren gestaag. In 1925 ging Schootstra een belangrijke zakelijke band aan met de Zwitserse firma Phoebus, fabrikant van de "Nordlicht"-fietsverlichting. Als alleenvertegenwoordiger voor Nordlicht in de meeste provincies van het land breidde Phoenix haar werkterrein daarmee over een veel groter gebied uit. Desondanks lijkt zich de verkoop van Phoenix-fietsen tot eind jaren '30 voornamelijk tot het noorden van het land te hebben beperkt, net als bij andere noordelijke merken als Veeno (Bedum) en Batavus (Heerenveen), terwijl de merken Fongers (Groningen) en Germaan (Meppel) vroeger begonnen waren en al voor de oorlog in het hele land goed vertegenwoordigd waren. De handelsrelatie tussen Phoenix en Phoebus/Nordlicht bleef tot het einde van Phoenix in 1970 bestaan.

 

advertentie van 4 juni 1926

Nordlicht-advertentie uit een rijwielvakblad van 4-6-1926

 

Phoenix ontwikkelde zich dus in de schaduw van grotere, oudere merken tot een middelgrote Nederlandse rijwielfabriek. Schootstra bouwde fietsen zoals andere fabrieken ook, en getuige oude kranten en documentatie werd er niet veel aandacht aan reclame besteed.
Phoenix Mutaped

Midden jaren '30 kwam een aantal Duitse fietsfabrikanten waaronder Adler met fietsen op de markt, waarbij een versnellingsmechanisme in de trapas ingebouwd was in plaats van in de achternaaf. In Nederland nam de Meppelse Primarius rijwielfabriek dit idee over en bouwde de Adler-versnellingsbak in licentie bij een eigen model in. Het werd geen succes. In de loop van 1937 verkreeg Schootstra de licentierechten voor de Zwitserse Phoebus "Mutaped"-drieversnellingsbracket. De bestaande relatie via de Nordlicht-verlichting speelde hierbij ongetwijfeld een belangrijke rol. Phoenix bracht een model met Mutaped-versnellingen op de markt, dat zo'n kleine 20 jaar lang wél goed verkocht. Daarmee had Phoenix voor het eerst een onderscheidend model.

     Een andere bijzonderheid uit het jaar 1937 was het Vortus-lakprocédé. Phoenix deponeerde de naam Vortus voor zijn eigen lakmethode, zoals ook andere fabrikanten dat in die tijd met hun procédées deden.

rijdende Phoenix-showroom

Met de Mutaped-fiets en de Vortus-lak had Phoenix twee wapenfeiten waarmee het bedrijf zichzelf bij de rijwielhandel onder de aandacht wilde brengen. Voor dit doel werd eind 1937 een rijdende showroom ingericht, een primeur binnen de Nederlandse rijwielbranche! Het idee werd in latere jaren door veel andere fabrikanten overgenomen, die met een vrachtwagen of zelfs een boot door het land trokken. De bescheiden Phoenix-showroom bestond uit een aanhangwagen die speciaal ingericht was om de Phoenix-rijwielen met Mutaped-versnelling, de verchroomde fietsen en fietsen in speciale kleuren aan de handel te laten zien.

     De opgaande lijn van Phoenix werd in 1940 onderbroken door de tweede wereldoorlog. Al in een advertentie van 14 juni 1940 liet Phoenix de vakhandel weten dat per direct de speciale modellen (Mutaped, sportrijwielen) en de B-merken (Mentor, Famous) en losse frames niet meer leverbaar waren. Onder de komende vijf jaar had het bedrijf niet meer of minder te lijden dan veel andere fietsfabrieken ook. In een brief van de directie van 6 juni 1945 wordt de volgende situatie geschetst: 

 

Onze fabriek met installaties en magazijnen zijn gespaard gebleven; onze voorraden afgewerkte artikelen werden het vorig jaar door de Duitschers weggehaald. ... Bij het begin van den oorlog zijn wij nog in de gelegenheid geweest de fabriek belangrijk uit te breiden, zoodat wij in staat zijn bij voldoende materiaal de productie van vóór den oorlog te verdubbelen.

 

De familie Schootstra

Terwijl Phoenix de oorlog op een weinig opvallende manier doorstond raakte Albert Schootstra's zoon Siebe, die sinds 1927 in de rijwielfabriek werkte, in de loop van de oorlog actief bij het verzet betrokken. Over deze periode en het leven en werk van Siebe Schootstra verscheen in 2004 een uitgebreid artikel in het tijdschrift Fryslân. Zoals in dat artikel te lezen valt, was Siebe Schootstra maatschappelijk en politiek zeer betrokken, en ook binnen de rijwielbranche vervulde hij een actieve rol door zijn werk binnen de RAI waarvan hij in de jaren '60 algemeen voorzitter was, terwijl hij in 1960 ook in het bestuur van de "Stichting: fiets!" zat.

     Deze betrokkenheid - die met een duidelijk uitgedragen christelijke overtuiging gepaard ging - is ook bij andere leden van de familie Schootstra terug te vinden. Zo was Albert Schootstra al ver voor de oorlog voorzitter van de grote noordelijke grossiersvereniging REO, terwijl H. Schootstra, de zoon van Albert Schootstra's broer Rients, in de jaren '60 voorzitter was van de christelijke fietsenmakersbond NCBRM. Daarnaast duikt de naam Schootstra in oude fietsvakbladen op in verband met twee toeleveranciers van de fietsenindustrie: de firma Enitor in Buitenpost (fabrikant van kettingkasten met spiraalsluiting naar een octrooi van Johannes Schootstra uit 1939) en Metaalwarenfabriek Rimetal in Leeuwarden (fietsbellen, standaards etc.).

 

Vormgeving van de Phoenix-fietsen in de jaren 50

Begin jaren '50 bracht Phoenix toerfietsen op de markt met een in details vernieuwde vormgeving. De spatborden, voorvorkkroon en -scheden en de cranks hadden voortaan niet meer dezelfde algemene vormen zoals bij veel (goedkopere) andere merken ook, maar kregen een karakteristiek uiterlijk waarbij ronde vormen werden vervangen door veelhoekige. Merkspecifieke vormgeving op onderdelen was bij de betere merken niet ongebruikelijk, maar wat Phoenix deed was toch uniek: hetzelfde vormgevingsidee werd op verschillende onderdelen toegepast waardoor de fietsen volgens een zichtbaar concept waren vormgegeven, zoals op de foto's hieronder van een Phoenix-fiets uit 1952 te zien.

 

Phoenix-design (1952)

Phoenix-design (1952)

Links: meerhoekig spatbordprofiel, hoekig kroonstuk en (niet te zien) zelfs hoeken in de door-
snede van de voorvorkscheden. Rechts: de hoekige vormgeving van de balhoofdcups was
er bij Phoenix al vóór 1950. Ook de cranks waren op vergelijkbare wijze vormgegeven.

 

Een ander karakteristiek punt van Phoenix-toerfietsen was dat deze vanaf 1959 niet meer een traditionele staande achtervork van doorgezette buis met ovaal D-profiel hadden, maar een strakke, moderne sportvork van ronde buis die op de zadellug vastgesoldeerd was. Samen met het feit dat Phoenix vanaf herfst 1963 bij de damestoerfietsen het aloude model met gebogen buis ("omafiets") uit het programma schrapte, zijn dit tekenen dat men in Leeuwarden open stond voor de vernieuwing die zich rond 1960 in de voorkeur van de Nederlandse fietsgebruikers voltrok - de Phoenix-modellen oogten stijlvol en bij de tijd.

     In 1951 werd de Phoenix Rijwielenfabriek Alb. Schootstra omgezet in een NV met een geplaatst kapitaal van f 300.000. In de jaren '50 leverde Phoenix gemiddeld zo'n 20.000 fietsen per jaar af. Daarmee zat Phoenix op enige afstand achter de drie grootste Nederlandse fietsfabrieken Gazelle, Simplex-Locomotief en Union, maar op gelijke hoogte met andere bekende merken zoals Fongers, Empo of Magneet. Met de productie van bromfietsen hield men zich in Leeuwarden niet bezig, terwijl de meeste concurrenten dat wél deden.

De combinatie Phoenix-Fongers-Germaan

Phoenix verkocht rond 1960 goed, en om uit te kunnen breiden plande men begin 1961 de verhuizing naar een nieuw te bouwen, grotere fabriek aan de rand van Leeuwarden. Maar van die plannen kwam niets terecht omdat zich voor Phoenix de gelegenheid voordeed, het financieel kwakkelende Fongers over te nemen. De fusie werd in juni 1961 een feit. Omdat op het terrein van Fongers in Groningen voldoende plek voor expansie was werd de productie van beide bedrijven daar geconcentreerd. Anderhalve jaar later kwam als derde en kleinste fusiepartner Germaan bij. Doel van de fusie was de toenemende noodzaak om de rationaliseren. Door een verscherpte prijsconcurrentie en stijgende kosten, veroorzaakt door loonstijgingen en een veel groter aantal modellen en uitvoeringen dan voorheen, waren kleine fietsfabrieken niet meer levensvatbaar. De combinatie van deze drie Noord-Nederlandse bedrijven stond nu qua productie op ongeveer gelijke hoogte met Union en Simplex-Locomotief, daarboven kwam nog alleen maar Gazelle.

     De drie afzonderlijke merken bleven bestaan, maar de modellen die ze maakten waren vrijwel gelijk. Alleen op details zoals de vorm van de spatborden of de kroonkap waren er de eerste jaren nog verschillen. Daarnaast produceerde en verkocht PFG vanaf het seizoen 1962 een sportief model in de naam van het Amsterdamse merk RIH en werden ook bromfietsen gemaakt. Om de productie hoog te houden bouwde PFG fietsen en frames in opdracht van derden - aanvankelijk vooral voor Kaptein en na de fusie van Kaptein met Union in 1966 voor grossiers en grossierscombinaties - en werden tot 1966 bromfietsen voor Kaptein geassembleerd. Wat de export betreft verkocht PFG met name fietsen naar Duitsland onder de merknamen Mentor en Zuiderzee. Deze fietsen waren goed voor een kwart van de totale Nederlandse fietsenexport naar dat land.

Fongers Grand Sport

Wat de modellen betreft kenmerkten de Phoenix-, Fongers- en Germaan-fietsen zich door een elegante en ietwat terughoudende vormgeving. Het speelse met een soms schreeuwend kleurgebruik zoals bij Locomotief, Magneet of ook Batavus is bij PFG in de jaren '60 niet te zien. De fietsen stralen kwaliteit uit. Een voorbeeld is de door Fongers ontworpen Grand Sport (zie foto).

     De door de fusie nodige reorganisatie speelde nog tot eind 1966, en bijna de hele tijd werd door de combinatie verlies geleden. Pas in december 1966 was de fusie officieel afgerond en kreeg het bedrijf de nieuwe naam NV Rijwielindustrie Phoenix-Fongers-Germaan, met Siebe Schootstra als enige directeur.

     Kwakkelend ging het verder. Het gat dat Kaptein had achtergelaten kon niet worden opgevuld. Zo volgden ontslagen om de momentele overcapaciteit (totale capaciteit: 100.000 fietsen) te verlagen en werd de resterende bromfietsproductie onder het merk Fongers opgegeven. In 1969 verliet Siebe Schootstra na 40 jaar het bedrijf en werd hij opgevolgd door H.A. Koekenbier. Tegelijkertijd kondigde men aan op zoek te zijn naar een fusiepartner.

     Op fietsgebied deed Phoenix nog van zich spreken met een in april 1968 aangevraagd octrooi op een speciale voorvork die via een draaiknop ("Expaknop") op het stuur gemakkelijk te demonteren was, zodat de fiets in de kofferbak van de auto kon. Het systeem was na de deelfietsmodellen Compact (1964) en M66 (1966) het derde opvallende PFG-concept op het gebied van vouw- en minifietsen en was ook voor gewone fietsen in grote wielmaten als optie verkrijgbaar.

 

Phoenix met expaknop

Deelbare Phoenix-fiets met expaknop op het stuur (folder 1969)

 

De beoogde fusie wilde niet tot stand komen. Gazelle wilde niet, buitenlandse gegadigden waren niet te vinden en ook de overheid wilde geen steun verlenen gezien de rentabiliteit van het bedrijf. Er werd wel goed verkocht maar de winstmarges waren te klein, en voor een serieuze schaalvergroting op eigen kracht ontbrak het aan kapitaal en geschikt personeel binnen Groningen. Zo restte uiteindelijk niets anders dan de verkoop van PFG aan Batavus, dat nog geen jaar eerder in handen was gekomen van de Anker Kolen Maatschappij in Rotterdam en zodoende over voldoende middelen beschikte. De fabriek in Groningen met 160 werknemers werd opgeheven. Batavus integreerde de nieuwe combinatie onder de naam Batavus Intercycle BV en was in één klap samen met Gazelle de grootste fietsfabrikant van Nederland. Het merk Fongers werd door Batavus in eigen beheer verder gevoerd. De merken Phoenix en Germaan werden voortaan in licentie overgedragen aan grossierscombinaties en dergelijke, waarbij Batavus deze fietsen wel zelf bleef produceren. Nadat jarenlang nauwelijk meer iets van het merk Phoenix te zien was, begon Batavus in 2008 weer zelf een aantal modellen onder de merknaam Phoenix in de markt te zetten.

 

Framenummers
 

Phoenix nummerde in het begin oplopend en bereikte zo omstreeks 1948 de mijlpaal van de 100.000e fiets. Eind 1962 was men bij een kleine 400.000 aangekomen. Met ingang van 1963 werden de Phoenix-fietsen volgens het systeem van Fongers genummerd.

 

 

Meer over Phoenix:

 

 

Heeft u zelf een oude Phoenix-fiets? Geef hem dan op voor de fietsendatabank! Hoe u dat doet leest u hier.

 

 

 

Copyright by Herbert Kuner, © 2006 ...
All rights reserved.

terug

Last update: 29-06-2008