|
|
|
|
|
|
De vreugde die een fietsenfabriek op Hoek bracht |
door
J.L. Platteeuw
We doen even een stapje terug in de tijd.
De tijd waarin de auto nog vrijwel onbekend was. De boer ging naar de markt met zijn
Tilbury en de arbeider ging te voet naar zijn werk, hoever die afstand ook wezen mocht.
Een kleermakersknecht die op Hoek woonde, mijn grootvader,
ging 's maandags te voet naar Zaamslag en lag de hele week "in de kost". Hij
keerde 's zaterdags terug naar huis. De wagenmaker van het dorp ging te voet naar Gent,
ongeveer 5 uur lopen, en deed daar zijn zaken.
U begrijpt dat de komst van de fiets voor velen een uitkomst
kon zijn. Het zou jaren het vervoermiddel bij uitstek worden.
Hoewel, als we bedenken dat de wegen van die tijd beslist
niet waren zoals men nu gewend is, zal de fietser toch op sommige van die menig
zweetdruppeltje gelaten hebben.
Op Hoek woonde een familie Kaan, afkomstig uit Terneuzen.
Vader Adriaan had een barbierszaak, was kleermaker en verkocht naaimachines. Zijn zonen
Frans en Mattheus gingen ook in de handel. Zij namen de verkoop van de naaimachines over
en breidden de zaak uit met de verkoop van rijwielen. Er stonden regelmatig grote
advertenties van hen in de plaatselijke krant, waarin ze de diverse merken aanprezen. De
klant had keuze uit Stoewers, Fongers, The Chicago en andere rijwielen.
Het adverteren was hard nodig, want er zaten veel kapers op
de kust. Blijkbaar was er een goede boterham te verdienen in de rijwielhandel. In die tijd
begon Knijff op Zaamslag een bedrijf, in Terneuzen waren dat Standaert en Moens. Ook in
andere plaatsen en zelfs op gehuchten begonnen mensen met een rijwielhandel. Allen
adverteerden in de plaatselijke krant, voornamelijk vanaf de lente tot na de zomer. In de
winter zag je geen advertenties met rijwielaanbiedingen. We schreven het al, de winter was
blijkbaar niet zo geschikt voor de fietsende mens. Te slecht weer, onvoldoende kleding en
de staat der wegen zal er niet vreemd aan geweest zijn.
Op Hoek begonnen naast de gebroeders Kaan, de heren Wolfert
en iets later Pladdet met een zaak. De prijzen van de fietsen lagen zo tussen f 75,- en f
140,-. Toch wel een hele som geld voor de meeste mensen uit die tijd.
De gebroeders Francois en Mattheus Kaan richtten op 29 mei
1900 bij onderhandse akte een vennootschap op met het doel het drijven van handel in
rijwielen en naaimachines, onder de naam Firma gebroeders Kaan. De vennootschap werd
aangegaan voor 10 jaar, ingaande 1 januari 1900 en werd telkens met 1 jaar verlengd,
tenzij door een van beiden opzegging zou plaatsvinden. De zaken van de gebroeders liepen
zeer goed. Ze verkochten veel "coursvelo's" over de grens en ook ter plaatse
bewezen ze goede verkopers te zijn. |
De gebroeders Kaan, omstreeks 1910
(de achterste fiets heeft cardanaandrijving)
|
Men kon bij
de firma ook een leerfiets lenen. Natuurlijk werd er dan vanuit gegaan dat er een fiets
gekocht werd als men de kunst van het fietsen eenmaal machtig was. Ja, vroeger kon je
zeker spreken van een moeilijke opgave om het fietsen te leren. Letterlijk steeds vallen
en opstaan. Tegenwoordig leren de kinderen spelenderwijs fietsen. Maar in die begintijd
waren het de volwassenen die het leerden en die waren bang om te vallen. Dat de fiets
steeds meer terrein won bewijzen de verschillende fietsenclubs die overal werden
opgericht. Zo kende Hoek de "Veloclub nooit genoeg". Daar speelde de firma Kaan
op in. Zij gaven op tweede en derde Pinksterdag van 1902 een grote rijwiel- en motorshow.
Alles wat mee kon helpen om de naam hoog te houden werd benut. |
|
Op 2 augustus 1902 was er op
Hoek een groot wielerfeest, met als grote stimulatoren de heren Kaan. Zo'n wielerfeest
werd voortaan ieder jaar gehouden. Voor zover na te gaan viel dat de volgende jaren steeds
op 29 juni. Bij ieder wielerfeest zat er zeker een van de gebroeders in de
organisatiecommissie als secretaris.
Op zo'n wielerfeest kwamen verschillende fietsenclubs om aan
wedstrijden mee te doen. Veel prijzen waren er in de wedstrijden te verdienen. Er was ook
een prijs voor de club die vanaf de verste plaats naar het Hoekse feest kwam. In 1906
kreeg de Kieldrechtse club "De Zwaluw" daar de prijs voor. Steevast was er ook
de verloting van een fiets, door de fa. Kaan beschikbaar gesteld. In 1904 was het
wielerfeest uitgegroeid tot een waar volksfeest.
De straten werden versierd en erepoorten werden opgericht.
In het hele dorp wapperde de nationale driekleur aan de gevels. Kootje Brokke (Jac.
Meertens) verkocht zijn eigen gemaakte brokken, grote lichtkleurige babbelaars met een
donkerbruine streep erover. Ate (Adriaan Verhelst de petroleumboer) stond er met de
paerleboot, een soort caroussel. Volgens de mededeling in de krant begon het feest 's
morgens om 6 uur met het losbranden van geschut. Om 10 uur had er een muzikale wandeling
plaats, gevolgd door buurtvolksspelen. 13.30 uur was er een prachtige optocht. 15.00 uur
begonnen de wielerwedstrijden, bestaande uit poppengooien, vogelpik en balwerpen. Als
prijzen waren er 2 herenrijwielen en 12 geldprijzen beschikbaar. Het totaal aantal
deelnemers aan de wedstrijden was in dat jaar 384.
Op Hoek waren veel mensen tegen kermis vanwege hun
christelijke opvattingen. Dit volksfeest werd als alternatief wel aanvaard. Zo kon het
dorp toch ieder jaar een uitbundig festijn houden. Ieder kon zich daar uitleven, want
vroeger was er buitenom zoiets niet veel te doen op een dorp als Hoek.
Soms hadden ze het weer niet mee. Zo viel het hele feest dat
op 29 juni 1911 gehouden werd in het water. Volgens de krant was er boven het dorp een
wolkbreuk geweest.
Er kwam een moment dat de firma Kaan overging tot de verkoop
van een eigen merk fietsen. Op 12 maart 1904 vinden we in de Terneuzensche Courant een
advertentie met de woorden: "Transvalia, de parel aller rijwielen". Deze keer
was de advertentie ondertekend met: "Import en fabricage, gebr. Kaan te Hoek".
Eindelijk was het dan zo ver, dat Hoek een eigen rijwielfabriek had. In de loop van het
jaar werd er weer veel geadverteerd met het eigen merk en de merken die ze reeds
verkochten. Dat ze de andere merken bleven verkopen zou een bewijs kunnen zijn dat ze
eerst de markt hebben afgetast of hun merk levensvatbaar zou zijn. En dat bleek wel het
geval te zijn. Vele Hoekenaren vonden werk in de nieuwe fabriek. Ook mijn vader werkte er.
Hij vertelde me dat er een tijd geweest is dat er ongeveer 50 mensen werkten.
Mijn vader was er lakker en biezer. Alles gebeurde met de
hand. Het lakwerk werd wel in de moffeloven behandeld. Anderen briseerden de lugs aan de
buizen zodat een frame ontstond. Verder waren er mensen die de onderdelen in elkaar
monteerden, om de fietsen compleet te maken.
De precieze datum van oprichting der fabriek kan ik niet
achterhalen. De Kamer van Koophandel kon mij geen inlichtingen geven daar er geen archief
was waarin daarover iets te vinden was. De zonen van Frans en Mattheus hebben later de
zaak voortgezet. Dat waren Adriaan en Daniël. Van elk der zoons leeft nog een dochter
(jan. '95). Deze konden me weinig meer vertellen. Ze zijn oud en het was allemaal te lang
geleden.
Er is nog een foto bewaard gebleven van de eerste auto die
regelmatig op Hoek rondtoerde. Natuurlijk behoorde die toe aan de familie Kaan. Zij
bezaten die auto al omstreeks 1914. Ze hadden een particulier chauffeur. |
|
D. Kaan met zijn vrouw M. le Grand
achterin de auto.
Zij hebben een particulier chauffeur. Omstreeks 1914.
|
De
naam die ze aan de rijwielen gegeven hebben mag wat vreemd overkomen, maar na uitleg zal
het U duidelijk zijn waarom die naam gekozen is.
Op 12 oktober 1899 was er een oorlog uitgebroken in de
Zuid-Afrikaanse republiek tussen boeren en Britten. De boeren vochten onder aanvoering van
Paul Krüger. Paul Krüger was in Nederland een geziene man. Hij bezocht ons land ook,
bijvoorbeeld op 15 december 1900. Men hield inzamelingen voor de Transvaalse oorlog, want
zo werd die oorlog genoemd. Men gaf Transvaalse avonden, waarvan de opbrengst volledig ten
goede kwam aan de Transvaalse boeren.
Zelfs de handel speelde er op in. Er werden Transvaalse
boerenjongens verkocht. Erbij stond "geen Engelse". Men zag advertenties met
Paul Krügers portemonnees, Krügertonic, Transvaalsajet en andere artikelen die in
verband met die oorlog met zulke namen bedacht waren. Zelfs borstbeeldjes van Paul Krüger
waren erg in trek.
Over de oorlog verschenen periodieken, te koop tegen 10 cent
per stuk. Diegene die erover wil lezen kan ook de verschillende boeken raadplegen die
erover verschenen.
Schijnbaar had deze oorlog zoveel invloed gehad op de
gebroeders, dat ze de door hun gefabriceerde fietsen met die naam vereerden.
De hoofdgebouwen van de fabriek stonden waar voordien een
café was, ongeveer waar nu kapper Dellaert woont. Later bleek nog meer ruimte nodig. Men
kocht er een gebouw bij op de plaats waar nu de supermarkt van Jansen is.
In 1917 verhuisde de fabriek naar de Lange Delft in
Middelburg. De reden van hun vertrek naar Middelburg is niet duidelijk. Er werd
gefluisterd dat wegens de oorlog in België de verkoop van fietsen naar dat land sterk
gedaald was, maar ook andere verhalen deden de ronde.
Verschillende van de arbeiders gingen mee. Anderen bleven op
Hoek en begonnen zelf een rijwielhandel. Enkele namen van werklieden zijn: Ko Dey, Joh.
van der Welle, Willem Buter, Rammeloo, Jacob Dey, Daan Dey, Piet de Fouw, Arie Platteuw en
Ko de Zeeuw. Tot na de tweede wereldoorlog werden er Transvalia rijwielen verkocht. Daarna
verdwenen ze van het toneel. |
|
De arbeiders van de
fabriek demonstreren hoe sterk het Transvalia rijwiel is. |
Alle afbeeldingen komen
uit de verzameling van J.L. Platteeuw
Copyright by J.L.
Platteeuw, (c) 1995
All rights reserved.
Last update: 28-04-01
|