|
|
|
|
|
|
Dikke banden |
Banden bestaan uit twee
staaldraden die de band op de velg houden, een karkas van katoen- of
nylondraden die de band zijn stevigheid verleent en een loopvlak van
rubber. Tot eind jaren '10 bestond het karkas uit een strak weefsel van
linnen. Fietsen, motorfietsen en auto's reden ermee, maar vrachtwagens
moesten het met massief rubberen banden doen omdat het stugge karkas van
een luchtband onder het gewicht van een vrachtwagen ingedrukt zou worden
en op den duur zou scheuren. Door de houten wielen en massieve banden
konden vrachtwagens maar zo'n 10 km/h rijden. Daar kwam verandering
in toen in Amerika de "cord tyre" uitgevonden werd waarbij het
karkas gevormd werd van niet geweven, parallelle draden van katoen. Deze
banden konden soepel vervormd worden zonder stuk te gaan - ze gingen veel
langer mee en er kon harder mee gereden worden.
|
oud en nieuw type karkas
(www.continental-reifen.de)
|
Daarmee was de weg vrij voor banden met een grotere
doorsnee en lagere druk die op slechte wegen meer comfort gaven. In 1923 verschenen op Europese beurzen
de eerste auto's met zogenaamde ballonbanden. Ze werden door de meeste fabrikanten snel overgenomen, en
in het vervolg waren ook motorfietsen en fietsen aan de beurt. Dagblad Het Centrum schrijft in een
verslag over de RAI-tentoonstelling op 6 februari 1925: Op deze tentoonstelling zijn, in afwijking
van vorige jaren, ook motorrijwielen en gewone rijwielen geëxposeerd. Een nieuwtje zijn de ballonbanden,
die thans ook met succes op rijwielen toegepast worden. Dat laatste lijkt niet meer dan een
voorzichtige poging geweest te zijn – er wordt geen fabrikant genoemd en over Nederlandse fietsen uit de
jaren '20 met ballonbanden is ook verder niets bekend. Het zou nog een paar jaar langer duren.
In Duitsland werd de lagedruk ballonband wel voor fietsen overgenomen. Dirk
Breiholz beschrijft dit in zijn artikel "Das Ballonrad und seine Entwicklung bis 1930" in het
blad Knochenschüttler (nr. 23, 3/2001, p. 2-7). Eind 1926 verschenen in Duitse vakbladen twee artikelen
waarin afzonderlijk de Duitse fabrikanten Brennabor en Triumph de eerste toepassing van ballonbanden op
fietsen opeisten. Van Brennabor is de verkoop van een ballonfiets met 28 x 2" banden in
november 1926 gedocumenteerd, en dat merk maakte ook in de jaren daarna het meeste werk ervan om
ballonbanden op diverse fietsmodellen toe te passen – aanvankelijk 28 x 2", later vooral
26 x 2".
Het echte succes van de ballonfietsen in Duitsland kwam pas nadat in 1929
belangrijke racewedstrijden op de weg op ballon-racefietsen van Brennabor werden gewonnen, ten koste van
de concurrentie op smalle hogedrukbanden. Fietsen met ballonbanden en vooral halfballonbanden
(1 3/4" breed) werden in het vervolg het meestverkochte type in Duitsland, alle grote fabrikanten
gingen ze bouwen.
Dit succes werd door een technische medewerker van de Amerikaanse
fietsenfabrikant Schwinn opgemerkt. Begin 1933 kwam Schwinn vervolgens als eerste in Amerika met fietsen
met ballonbanden (2 1/8" breed) op de markt. Voor die tijd reden fietsers in de VS op tubes.
Tegen een grote marktweerstand in lukte het Schwinn om de ballonfiets ook in dat land te laten doorbreken.
In hetzelfde jaar kwam in Nederland Klaas Baving (Zwolle) met de voor zover
bekend eerste Nederlandse ballonfiets op de markt. In een advertentie in De Nederlandsche Rijwielhandel
(3 maart 1933) wordt deze aangekondigd als een nieuwe fiets voor veilig verkeer met speciaal gebouwd
frame voor 26 x 2" wielen met ballonbanden. Gemakkelijk, rustig en vertrouwd rijden in het
drukke verkeer.
Dit voorbeeld vond maar traag navolging door andere fabrikanten. Zo kwam in
1935 De Mol uit Ossendrecht met een herenmodel "type Sport" met verlaagde zit (knik in de bovenbuis)
met 26 x 2" banden, samen met een damesmodel. In 1939 volgden Union en Magneet met eenzelfde
herenfiets, en Maxwell en Stokvis hadden in resp. 1939 en 1940 een heren- en dames-ballonfiets in het
programma. De Maxwell damesfiets had daarbij een gewoon damesmodel (omafiets) in 26" als basis.
Mogelijk bouwden ook enkele andere Nederlandse merken voor de oorlog ballonfietsen, maar de meeste grote
fabrikanten deden er niets mee. Wel werden in de jaren '30 transportfietsen en de toen in de mode geraakte
tandems van halfballonbanden voorzien.
|
De Mol ballonfiets uit
1935 (folderafbeelding)
|
Magneet noemt als voordeel van haar ballonfiets model
"Comfort": De ballonbanden bewijzen goede diensten waar de bestrating of het wegdek te wensen
overlaten. Dit werd ook in Duitsland als het voornaamste voordeel van ballonbanden gezien en in
onderzoek aangetoond. Veel straten en wegen waren daar onverhard of bestonden uit kinderkopjes (kasseien),
en ballonfietsen rolden er gemakkelijker overheen dan de schokkende en stuiterende fietsen met smalle,
harde banden. Zelfs voor racefietsen was een ballonband onder deze omstandigheden beter. Het tweede voordeel
was het grotere comfort, ook op goede wegen, waar hogedrukbanden qua rendement superieur zijn.
In Nederland werden de echte ballonfietsen nooit een succes. Begin jaren
'50 werden ze als verlaagde herenfiets nog wel door een aantal meest kleinere merken verkocht, met name
door Benzo, maar ook door Stokvis en door zelfmonterende grossiers als WBR, Geburo, Eland, Westor enz.
Opvallend is dat al deze merken in de randstad zaten. De frameleveranciers hiervoor waren voor zover na
te gaan hoofdzakelijk Locomotief en De Wilde.
Toen verdwenen de dikke banden, want de trend van de jaren '50 was een
omgekeerde: fietsen moesten snel en sportief worden, de standaard banddikte werd 1 3/8" in
plaats van 1 1/2". Dat veranderde pas weer in de jaren '80 met de opkomst van de mountainbike.
Wederom kwam deze dikke-banden-trend uit het buitenland. Vanaf de tweede helft van de jaren '90 kwamen
bij de gewone stadsfietsen retro-modellen met bredere banden in de mode, waarbij binnen Nederland een
belangrijke rol was weggelegd voor de cruiser-modellen van Sparta. Nog extremer is de banddikte van
chopper-fietsen. In 2001 was de introductie van de 60 mm brede "Big Apple" buitenband
van Schwalbe een mijlpaal in de herwaardering van ballonbanden.
Die herwaardering is niet ten onrechte. Vanwege zijn bredere loopvlak
(draagvlak) is de indrukking van een dikke band gunstiger en de rolweerstand daardoor lager dan die van een
smalle band die tot dezelfde druk is opgepompt. In de praktijk wordt een dikke band minder hard opgepompt en
is de rolweerstand uiteindelijk vergelijkbaar met die van een gebruikelijke 1 3/8"-band, terwijl het
comfort en de roleigenschappen over oneffenheden in het wegdek beter zijn.
En waarom rijden wielrenners dan niet op dikke banden? Daar zijn drie
redenen voor. Smalle banden hebben een geringere luchtweerstand, ze zijn lichter (banden zijn roterende
massa waardoor hun gewicht extra zwaar meetelt) en ze kunnen tot een hogere maximale druk worden
opgepompt waardoor ze nog lichter, maar ook erg oncomfortabel rijden.
|
Copyright by Herbert Kuner, ©
2011 ...
All rights reserved.
Last update: 26-01-2011
|