home

 
Navigatie

 


Seitzinger merklogo

 


Käuderer en Seitzinger: twee fietsenmakers met passie


Dit portret van de Haagse fietsenmaker Johan Lambertus Antoon Seitzinger gaat in werkelijkheid over twee fietsenmakers: J.L.A. Seitzinger Sr. (1864 - 1943) en zijn enige zoon J.L.A. Seitzinger Jr. (1892 - 1979). In de familie Seitzinger, begin 19e eeuw vanuit Zuid-Duitsland in Nederland geïmmigreerd, was het over meerdere generaties gebruikelijk om het oudste kind de voorletters J.L.A. mee te geven. /1/

J.L.A. Seitzinger Sr. - begaan met techniek

J.L.A. Seitzinger Sr. J.L.A. Seitzinger Sr.
(DNR, 6 februari 1931)


Seitzinger Sr. was van oorsprong timmerman en werkte in de bouw. Daarnaast dreven hij en zijn vrouw Elizabeth Verwerda een kruidenierswinkel. /2/ Nadat hij in 1896 een fiets had gekocht raakte hij door dit nieuwe vervoermiddel gefascineerd. Hij begon zich door middel van zelfstudie in de techniek ervan te verdiepen en opende op 6 februari 1901 een rijwielzaak aan de Gerard Doustraat 17 in Den Haag. Aanvankelijk was het vooral een verhuurbedrijf waar Seitzinger Jr. al als 10-jarige bij het repareren van de huurfietsen moest meehelpen. Ook Seitzinger's vrouw hielp in die tijd in de zaak mee zodat Seitzinger aan de overkant op nr. 40 een pakhuis erbij kon betrekken. /3/

     Seitzinger was al vroeg zeer begaan met zijn vak. Van de in 1903 opgerichte BRHN, de Bond van Rijwielherstellers en -Handelaren in Nederland, was Seitzinger een van de medeoprichters. Nadat de BRHN-afdeling Den Haag in 1905 tot stand was gekomen had hij vele jaren bijna onafgebroken zitting in het bestuur, aanvankelijk als voorzitter. Ook werd hij in 1906 bondsrijwielhersteller van de ANWB. In het pakhuis aan de Gerard Doustraat 40 richtte Seitzinger een instructielokaal in waar hij menige fietsenmaker heeft opgeleid. /4/

 

affiche Seitzinger
Affiche die in de zaak van J.L.A. Seitzinger hing (verzameling J. Bosveld)

 

Seitzinger's zaak was geen gewone fietsenmakerij. Dat geldt ook voor het soort opdrachten en werkzaamheden die in Seitzinger's werkplaats werden verricht. Op een bewaard gebleven zelfgemaakt affiche uit de jaren 1910 en in de Kamer van Koophandel-akte wordt het bedrijf aangeduid als metaalbewerkingsinrichting, smederij en constructiewerkplaats. /5/ Op het affiche wordt melding gemaakt van een vakwedstrijd van de BRHN op 26 en 27 november 1912 in Utrecht waar Seitzinger een prijs won, en van het feit dat hij reparaties uitvoerde voor drukkerijen. Belangrijk zijn vooral de werkzaamheden no. 2 en 12 op dit affiche - aangepaste fietsen voor invaliden en gehandicapten en toestellen voor balanceurs en kunstfietsers werden door Seitzinger al vroeg gemaakt, en de firma bouwde hiermee in de loop van de decennia een goede naam op die buiten de grenzen van Den Haag reikte. Dit geldt ook voor bijzondere reparaties; klanten konden met alles bij Seitzinger terecht.

     In 1920 diende de Gerard Doustraat 40 als "fabriek" (kleinschalige metaalbewerking en montage), terwijl op nr. 17 de winkel annex reparatiewerkplaats zat. /5, 6/ Seitzinger bouwde in die tijd zelf fietsen onder zijn eigen merk. Daarnaast paste Seitzinger al in 1912 het idee van de deelbare fiets toe. Hij bouwde onder meer een fiets met uitneembare voorvork en een deelbaar frame. Volgens de overlevering werd de achterste helft van het frame omgekeerd zodat de trappers boven zaten en werden zo kunsten op de fiets uitgevoerd. /3/

Seitzinger Jr. met uitneembare fiets Seitzinger Jr. demonstreert de uitneembare fiets naar 
ontwerp van zijn vader in 1912 (F4, 1 november 1968)

Educatief toneelstuk

Zoals al hierboven beschreven zette Seitzinger zich vanaf het begin in voor de opleiding van fietsenmakers en het bevorderen van de deskundigheid binnen zijn beroepsgroep. Omdat van een geregelde, landelijke opleiding bij lange na geen sprake kon zijn nam Seitzinger de kennisoverdracht zelf ter hand. Hij gaf in de rustige winterperiode technische cursussen aan jonge fietsenmonteurs en hield weleens een technisch praatje tijdens vergaderingen van de Haagse afdeling van de BRHN.

     In 1924 bedacht hij nog een andere manier: hij zette alles wat een rijwielhersteller over het nakijken en repareren van een voorvork moest weten op papier om het in het BRHN-blad "De Motor- en Rijwielhandel" te laten afdrukken. In plaats van een droog relaas koos hij ervoor om de leerstof in de vorm van een vlot toneelstuk met de titel "De voorvork" te gieten. Hij vulde de leerstof aan met voor fietsenmakers zeer herkenbare dagelijkse problemen en ergernissen over prijzen en concurrentie, met onverholen propaganda voor de BRHN en met de nodige dosis humor en dramatiek, al zijn deze voor tegenwoordige begrippen gedateerd. Maar al met al geeft dit toneelstuk een goed beeld van wat er voor een rijwielhandelaar in de jaren '20 speelde.

     De protagonist van het toneelstuk en tevens Seitzinger's alter ego is rijwielhersteller Pieterse. Hij wordt in zijn winkel vergezeld door zijn vrouw Lizabetha, waarin we Seitzinger's vrouw Elizabeth herkennen, door zijn gezel Bolle en door een leerjongen. In de namen van de klanten, meneer Naxs en mevrouw Knut, gaan vermoedelijk de woordspelingen naks (werd vroeger als afgeleide van "niks" gezegd als iemand veel praatjes maar geen geld had) en "onder de knoet zitten" (meestal voor een man met een dominante vrouw) schuil. Het stuk begint met de binnenkomst van meneer Naxs.

 

De Voorvork
(De Rijwiel- en Motorhandel, 26 april 1924)

 

NAXS: Morgen, Mijnheer Pieterse.

PIETERSE: Morgen, Mijnheer Naxs, waarmee kan ik U van dienst zijn?

NA
XS: Zoudt U niet eens even naar mijn rijwiel willen zien, daar hapert iets aan.

PIETERSE: Ik zie 't al, mijnheer Naxs, Uw balhoofd staat geheel los, daar kunt U zoo niet mee blijven rijden, dat is onverantwoordelijk, U gaat bepaald vandaag of morgen door Uw balhoofd-buis, en dan ligt U met je neus op de keien.

NA
XS: Wat U zegt, wat U zegt, mijnheer Pieterse, is dat zoo gevaarlijk!

PIETERSE: Zeker, mijnheer Naxs, daar zal ik U even een uitlegging van geven. De voorvork, waarop straks Uw geheele lichaam komt te rusten, moet in de eerste plaats zuiver en vast afgesteld zijn; is dat niet het geval, dan komt daaruit voort, dat U een groote reparatie aan Uw rijwiel krijgt, want zoo gauw als potten en kogels geen dienst meer doen gaat Uw vorkbuis een schuinen stand aannemen in Uw buiten-balhoofdbuis en wel zoo erg, dat de vorkbuis aan den onderkant, aan de voorzijde en van boven aan den achterkant een groef gaat vertoonen door 't slijten tegen de kanten der balhoofd-potten; gaat dat zoo door, mijnheer Naxs, dan breekt onherroepelijk Uw vorkbuis.

NAXS: Jongen, jongen, is dat zoo erg. Laat dan Bolle 't even vast zetten, dan is dat in een paar minuten klaar en dan kan ik weer wegrijden.

PIETERSE: Wat zei U? Wegrijden? Dat gaat toch zoo maar niet! 't Balhoofd moet uit elkaar, ik moet zien, wat eraan mankeert, dan ben ik verantwoord en lever werk af, dat klaar is.

NAXS: Nee! Nee! Laat Bolle 't enkel maar vast zetten, ik heb geen tijd, heusch niet.

PIETERSE: Bolle!!! Stel even mijnheer zijn balhoofd af. Maar achter in de werkplaats, anders ziet-ie precies hoe je doet.

BOLLE: Moet dat zóó maar gebeuren, baas, moet 't niet nagezien worden?

PIETERSE: Nee, Bolle, mijnheer heeft geen tijd en wil 't zóó maar gedaan hebben. Ik heb hem op 't verkeerde gewezen.

BOLLE: Baas, 't staat alweer vast.

NAXS: Ha! Dank U, mijnheer Pieterse, kost 't nog wat?

PIETERSE: Neen, mijnheer Naxs, voor 'n paar minuten kan ik niets rekenen, geld heb ik niet noodig, als ik maar werk heb en dat uurtje, dat ik met mijn cliënten sta te verpraten, verdienen ze achter wel aan de reparatie. Maar denk U er om, ik sta voor die reparatie niet in. Uw dienaar, Mijnheer Naxs.

Natuurlijk gaat het mis en staat Naxs de volgende dag weer voor de deur. Met de andere klant, mevrouw Knut, krijgt Pieterse een discussie over zogenaamde oneerlijke concurrentie:

BOLLE: Baas, daar is mevrouw Knut, die wil u zelf even spreken.

PIETERSE: Goeden morgen, mevrouw Knut, waarmee kan ik u van dienst zijn? Een nieuw damesrijwiel zeker hé! Ja, ja, ik dacht 't wel.

MEVR. KNUT (kwaad): Mijnheer Pieterse, daar heb ik U ook niet voor noodig: Als ik een nieuw rijwiel moet hebben, ga ik naar de Goudriaankade, daar word ik te allen tijde geholpen als ik kom, en veel goedkooper ook dan bij U.

PIETERSE: Maar mevrouw Knut, wat heb ik dan toch gedaan, dat ik 't zo bij U verbruid heb?

MEVR. KNUT (kwaad): Schande vind ik 't, om zoo'n goeie klant niet eens te helpen; gisteravond om half zes kwam mijn jongen bij u, om een lekken band te laten maken, daar hij nog naar de les moest, U hebt hem de boodschap mede gegeven: "Er is niemand meer, wij mogen maar tot half zes werken". Hij is natuurlijk naar den mijnheer bij U om den hoek gegaan en die man zei tegen mijn zoon: "U kunt hier alle dagen tot half tien terecht." Maar nu nog 't mooiste, mijnheer Pieterse, ik dacht niet, dat u zoo'n afzetter was. U rekent altijd maar door vijftig cent voor een band-reparatie en wat denkt u, dat die mijnheer rekent, vijf en dertig cents. 't Is verschrikkelijk, 't is bij de beesten af, ik zou wel kunnen huilen van nijd.

PIETERSE (kwaad): Ik zou ze wel kunnen verscheuren, mevrouw, die ellendelingen, die zich aan geen organisatie of wet meer houden en alles maar ontduiken ten koste van een ander zijn moeite en werken.
Hier, mevrouw Knut, is mijn arbeiders-contract; ben ik aan werktijd met mijn personeel gehouden, ja of neen? Hier in mijn winkel hangt de lijst van alle voorkomende werkzaamheden, welke ons bedrijf aangaan, berekend naar de loonen, die we verplicht zijn onzen arbeiders te betalen. Deze lijst is gemaakt door vakmannen uit onzen Bond uit verschillende deelen van onze stad, rekening houdende met alle standen der cliënten, groot of klein en daar kunnen zulke stumperts zich niet aan houden. Daarom moeten zij des avonds tot tien uur werken en kunnen wij om half zes uitscheiden. Mevrouw Knut, ik zie U met hangende pootjes terugkomen. Uw Dienaar. (Mevr. Knut af)

Pieterse alias Seitzinger heeft ook kritiek op een naamswijziging van de BRHN waarbij de "handelaren" op de eerste plaats kwamen te staan, vóór de "herstellers":

PIETERSE: Ha, daar heb je 't weer, dat zijn nou weer je rijwielhandelaren, ja Bolle, je hebt twee soorten in ons vak Handelaren en HerstelIers, vroeger was 't precies omgekeerd: toen hadden we een Bond van Rijwiel Herstellers en Handelaren in Nederland.

BOLLE: Baas, kunnen ze dat zoo maar omkeeren, of liever tenminste binnenste buiten keeren.

PIETERSE: Ja, Bolle, dat is me altijd een raadsel gebleven. Het een of ander Hoofdbestuurslid, dat zoo achter de koeien vandaan was gekomen met de koeien-solutie nog aan zijn klompen en kans zag wat rijwieltjes te verkoopen, heeft zeker gedacht, wij kunnen beter den boel omkeeren, want als Handelaar mag ik er zijn, maar als Hersteller, dat kan nog lang duren.

Een stuk verderop krijgen we een indicatie dat Seitzinger inderdaad eigen merk fietsen verkocht, zelf gebouwd van Engelse lugsets:

PIETERSE: Goeden morgen, mevrouw Knut. Ik zal maar niet vragen of u een damesrijwiel noodig heeft, want den vorigen keer vertelde u mij dat u beter terecht kon.

MEVR. KNUT: Juist, mijnheer Pieterse, daar wilde ik u juist over spreken. Ik moet een nieuw damesrijwiel hebben, maar nu wil mijn man absoluut, dat ik een Engelsch rijwiel koop.

PIETERSE: Nu, dat vind ik prachtig, mevrouw, dat u daar zoo over denkt, u weet ik bouw mijn rijwielen al jaren zelf en van Engelsche fittings, daar heb ik al jaren succes mee en 't geeft reclame voor mijn zaak, zoo'n rijwiel is iets fijns, die fitting vindt u niet in minderwaardige rijwielen, de prijs is niet hoog: honderd vijf en twintig gulden.

MEVR. KNUT: Zoo, mijnheer Pieterse, en wat voor 'n merk krijg ik dan?

PIETERSE: Wel mevrouw, merk Pieterse.

Nog meer dan bij plaatsgenoot Käuderer stond bij Seitzinger techniek voorop en is van reclameuitingen in welke vorm dan ook niets terug te vinden. Waarschijnlijk was dat ook niet nodig omdat hij door zijn werkzaamheden voldoende naamsbekendheid kreeg. Er is ook niets van bekend dat Seitzinger agent van een landelijk fietsmerk was. Van afhankelijkheid van derden moest Seitzinger niets hebben, als we zijn kritiek hierop lezen:

PIETERSE: Bolle, als jij ooit van je leven baas wordt, neemt dan nooit een agentschap of maakt nooit geen reclame voor een of ander rijwiel, maar maak reclame voor jezelf, voer je eigen merk, daar heb je houvast aan en dat kan je niet afgenomen worden als er een ander zes meer kan verkoopen als jij.

De dramatiek van het stuk stijgt wanneer Pieterse plotseling bezoek krijgt van vier heren die in een auto voor komen rijden.

PIETERSE: Lisabetha kom eens even in den winkel. Wat zou dat zijn? Daar staat een auto voor de deur, met vier heeren er in.

LIZABETHA: Manlief, 't zullen toch geen deurwaarders zijn van de belasting, om beslag op je boel te leggen. Je ziet er den laatsten tijd zoo bedrukt uit, en de zaken gaan zoo slecht, had me dan toch gewaarschuwd, dan had ik ook wat voor je kunnen doen. Och, och, ik weet geen raad.

PIETERSE: Stil maar, Lizabetha, zoo erg is't gelukkig nog niet met me. Ik heb wel zorg, maar spartel toch maar door de slechte tijden heen. Maar ik gooi ook niet met mijn geld. En ik maak ook geen Boca- of Gruiters-zaak van mijn winkel, ik geef geen pond boter, ik vergis me, ik geef op een race-fiets van 5 gulden winst geen gouden plaat kaas cadeau van f 7,50, of gratis naambanden, om op te laten rijden, daar heb je niets aan. Je weet, wat je aan die tweedehands racers hebt, ze moeten een prachtfiets en hebben geen gulden in hun zak. Lizabetha vlug naar binnen, de heeren komen daar. (Lizabetha af; op Priemjêre, Manhuis, Caudrian, Simmi).

PIETERSE: Goeden morgen, heeren.

PRIEMJÊRE: Morgen mijnheer Pieterse, mag ik U even voorstellen. Mijnheer Manhuis, mijnheer Caudrian, mijnheer Simmi, en mijn persoontje Priemjêre.

PIETERSE: Aangenaam heeren en wat is wel 't doel van uw bezoek?

PRIEMJÊRE: Wij komen u even bezoeken van wege de Afd. den Haag van den B.R.H.N.

PIETERSE: Permiteer me even Heeren (roepende): Lizabetha kalmeer maar, 't is niets, 't zijn vier heeren met een Bondsauto van den B.R.H.N.
(Tot de bezoekers). Maar kom even in 't kantoor heeren en vertel mij, wat u op 't hart heeft.

PRIEMJÊRE: Mijnheer Pieterse, hoe komt het, dat wij u nooit op onze vergadering zien? 't Is toch zoo noodig voor ons allen, om met de tegenwoordige toestanden in ons vak op de hoogte te blijven. 't Is zoo noodig, dat wij de collegialiteit onder elkaar versterken, om gezamenlijk de noodige verbeteringen van ons bedrijf te bespreken, elkaar te steunen met raad en hulp. U zult toch niet van ons vieren verlangen, dat wij den geheelen toestand in orde kunnen maken, zooals wij dat wilden en wat toch zeker uw belang ook is? Als u allen mee wilde werken, zooals wij, wat zouden wij dan een betere toestand in ons bedrijf hebben, rekent u maar eens drieduizend leden.

PIETERSE: Ja, mijnheer Priemjêre, dat vind ik alles goed en wel. Maar voor u vieren is dat heel wat anders. Jullie neemt maar voor je gemak een auto en gaat met je vieren maar op kosten van den Bond een dagje toeren, met natuurlijk vrij vertering, 's middags een dinetje; hebt u vanavond soms nog een fuif na? En dan zou u denken dat ik daar mijn contributie voor zou betalen?

MANHUIS: Maar mijnheer Pieterse dat is fataal!! Wat denkt u wel van ons, dat wij op kosten van den Bond leven? Neen mijnheer, alles vrije liefhebberij, gratis, dat doen wij geregeld om de slapers of klaploopers eens wakker te schudden, om hun even aan 't verstand te brengen, wat ook hun plicht is, als zij hun bedrijf loonend willen maken.
Dat uitgaan van ons gaat geheel ten koste van ons zelf, die auto wordt gratis met verbruik van benzine enz. afgestaan door den heer Priemjêre.
Dat zijn bondsmenschen, terwijl u in uw winkel kunt staan te verkoopen, gaan wij gratis voor uw belang zorgen, u zult nog veel meer van ons leeren, teeken nu maar even dit biljet voor uw lidmaatschap en betaal ons vast, dan hebben wij u tenminste als lid, en dan zullen wij u vanavond op de vergadering even al de voordeelen opnoemen, welke u als lid bij ons gratis toe krijgt. Begin nu van vandaag af alles wat door den Bond erkend of van de met ons medewerkende grossiers is, in uw winkel te verkoopen. Stuur vandaag nog een boodschap naar den Heer Faber om Bondsbanden, dan zal je eens wat zien, ze zijn al verkocht eer je ze in de etalage hebt hangen.
Koopt direct bij den Heer Hoogeveen in den Haag, Certus-bouten, een juweel in je winkel, allemaal tevreden klanten, die je er een verkocht hebt.
De menschen rijden veilig, ze vertrouwen nu op hun voorvork, want het pardoes doorbreken der vork is de wereld uit, u behoeft niet bang te zijn om den bout te monteeren, de kleinste jongen in de werkplaats kan 't doen, en anders hoort u er vanavond wel van, als U maar zorgt den vastgestelden prijs te houden, dan heeft u nog een mooie verdienste.
Dus wij rekenen op u, acht uur in de Kroon. Moet u bijgeval met de auto gehaald worden? U zegt maar ja of nee, alles gratis. Dag mijnheer Pieterse, 't is ons aangenaam geweest, tot vanavond.

PIETERSE: Mijnheer Priemjêre, ik heb enkele benauwde oogenblikken meegemaakt, die twee heeren zijn dat sportmenschen?
Ik werd daar straks al bang, - die heeren zaten met zulke groote oogen naar mijn wapenrek te kijken - ik werd bang, dat ze elk een korte of lange stok zouden nemen, om mij eens flink af te drogen. Want nu voel ik ook 't verkeerde van mijn doen; in 't kort, vanavond ben ik op de vergadering en zal probeeren mede te werken, zooveel als in mijn vermogen is; u zult aan mij een goed werkzaam lid krijgen.
Heeren 't is me aangenaam geweest, tot van avond (af).

De genoemde Haagse bandengrossier Faber bestond daadwerkelijk en verkocht de zogenaamde bondsbanden van de BRHN. Maar ook de vier BRHN-propagandisten waren geen pure verzinsels van Seitzinger. Caudrian en Simmi zijn natuurlijk J.J. Käuderer en F.A.J. Simonis (zie deel 1), Priemjêre is de Haagse BRHN-afdelingssecretaris H. Priem, en het alter ego van Manhuis is S. Huisman, fietsenmaker sinds 1899, voorzitter van de Haagse BRHN-afdeling en net als Seitzinger een van de eerste BRHN-leden in Den Haag. Elders in het stuk wordt grossier Rozeveld en Rottestaart genoemd - in werkelijkheid was dat de firma Goverse en Rotteveel aan de Korte Beestenmarkt in Den Haag.

     Natuurlijk komen ook vaktechnische onderwerpen uitgebreid aan bod en legt Pieterse zijn knecht onder meer uit hoe deze een voorvorkpat moet vijlen en in de vorkschede moet solderen, hoe het restant van een afgebroken vorkschede deskundig uit het kroonstuk wordt verwijderd en hoe hij een Certus-veiligheidsbout moet monteren. Het toneelstuk is in twee nummers van De Rijwiel- en Motorhandel afgedrukt. /7/

     Ook hierna bleef Seitzinger een groot pleitbezorger van een gedegen vakopleiding. Niet binnen de ambachtsscholen, want ondanks de basis die daar gelegd kon worden bleven de leerlingen volgens Seitzinger toch schooljongens. Seitzinger had iets anders voor ogen: op een eigen vakschool met flinke, ruime werkplaats en onderwijzers met eelt aan hun handen moesten de leerlingen worden opgeleid tot goede vakmannen die zich van goedkope reparateurs konden onderscheiden en later de betere rijwielzaken konden beheren. Want tot nu toe was er "bij maar heel weinig patroons gelegenheid om een jongen in zijn vak te bekwamen. Er moet verdiend worden, dus: opschieten! Het moet bij de meesten te goedkoop om maar te kunnen concurreren", zo schreef hij in een ingezonden brief in De Rijwiel- en Motorhandel. Blijkens een oproep aan het einde van de brief had Seitzinger al concrete plannen. /8/

     De school kwam er niet, maar wel het eerste officiële landelijke examen voor fietsenmakers op 23 en 24 juli 1929 in de ambachtsschool in Utrecht (zie deel 1). In de examencommissie was Seitzinger de enige die geen hoge functie bekleedde binnen een van de meewerkende organisaties. Hij zat er vanwege zijn jarenlange inzet voor de fietsenmakersopleiding bij. Samen met A.F. Vester, lid van het Dagelijks Bestuur van de BRHN, werd Seitzinger honoris causa benoemd tot Meester-Rijwielhersteller. /9/

 

meestersdiploma, 1929
Meesters-diploma met de handtekeningen van Seitzinger, Vester en anderen, uitgereikt 
aan de Amsterdamse rijwielhandelaar Frits Hoff Jr., 1929 (verzameling Hans Hoff)

 

Bronnen:

/1/     www.geneanet.org en persoonskaarten J.L.A. Seitzinger Sr. en Jr., Centraal Bureau voor
         Genealogie
/2/     adresboeken Den Haag, Haags Gemeentearchief
/3/     F4, 1-11-1968 p. 960
/4/     ANWB Kampioen, 1-12-1905 p. 941
/5/     Dossier 4783 Kvk Haaglanden, Nationaal Archief, Den Haag
/6/     Hinderwetvergunningen Gerard Doustraat 17 en 40, Haags Gemeentearchief
/7/     dit zijn: De Rijwiel- en Motorhandel van 1-3-1924 (p. 218-223) en 26-4-1924 (p. 340-346)
/8/     De Rijwiel- en Motorhandel, 5-9-1925 p. 635-636
/9/     mededelingenblad VRMH + CBR, juni 1943

 

Artikelserie Haagse fietsenmakers:

 

Weet u meer over deze rijwielhandelaar? Opmerkingen en aanvullende informatie graag per e-mail!

 

Copyright by Herbert Kuner, © 2011 ...
All rights reserved.

terug

Last update: 12-3-2020